Het verdriet komt in golven,
merk ik. Alsof rouw zelf een zee is. Meestal is de zee redelijk rustig en
dobber ik wat aan de oppervlakte, met hier en daar een klein golfje dat over me
heen slaat. Maar soms wordt de zee ineens ruw, trekt de sterke onderstroom mij
naar beneden, waar ik een tijdje verblijf, wachtend op de volgende ademteug. Soms
word ik overspoeld door de hoge golven, vechten ertegen heeft geen zin, dan
blijven ze komen. Als je je overgeeft, kom je vanzelf weer boven.
Maar er zijn ook de momenten van
diepgevoelde liefde en dankbaarheid, waarop ik tijdelijk lijk aangespoeld, op
een mooi eiland, de zon streelt zachtjes mijn gezicht. Ik voel me opwarmen en
er ontstaat nieuwe energie. Tijdens deze momenten voel ik duidelijk de
liefdevolle energie van mijn vader, troostend, hoopgevend.
Gelukkig geloof ik niet dat de
dood het definitieve einde is, ik merk dat dit me ook op de been houdt. Als ik,
zoals sommigen, zou geloven dat hij nu helemaal weg is, zou ik tijdelijk ten
onder gaan en zou het opnieuw aan de oppervlakte komen veel moeilijker zijn.
Er zijn gelukkig ook wat mensen
die af en toe een reddingsboei gooien.
Vaak degenen die weten hoe het is om in deze zee te verblijven. Hun warmte
geeft me nieuwe kracht, ze houden me drijvend. Ik weet ook dat ik hier wel uit
ga komen, maar het zal, zoals het ook altijd omschreven wordt, een proces zijn.
De “dobberperiodes” en tijdelijke
verblijven op een eiland zijn mijn eerste rustpunten en geven mij hoop. Het is
geen eindeloze zee en gelukkig hoef ik niet te verdrinken. Stapje voor
stapje, stukje bij beetje, zal ik ook nu
de mooie dingen in het leven te blijven zien. De lach van mijn zoontjes valt,
Godzijdank, niet te negeren en trekt me er steeds weer uit. Zo gaan we er wel
weer komen, op het vasteland!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten